Wanneer u een gastnetwerk configureert, wordt een gedeelte van uw verbinding met het internet gereserveerd voor "gasten", draadloze clients die kunnen inloggen op het gastnetwerk en verbinding kunnen maken met het internet zonder dat ze toegang hebben tot uw private netwerk.
Als op de clientcomputers voorzieningen voor deling zijn geconfigureerd, kunnen gasten ook met elkaar communiceren.
Het draadloze apparaat van Apple moet zo zijn geconfigureerd dat het publieke IP-adres van het apparaat wordt gedeeld.
Open AirPort-configuratieprogramma. Als u met een Mac werkt, vindt u AirPort-configuratieprogramma in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's'. Als u met Windows werkt, kiest u 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort'.
Selecteer het draadloze apparaat waarop u een gastnetwerk wilt configureren en klik vervolgens op 'Ga door'.
Gebruik de configuratie-assistent om de gewenste instellingen voor het apparaat en het private netwerk op te geven.
Het gastnetwerk krijgt standaard de naam 'XXX Gastnetwerk', waarbij XXX de naam is van uw private netwerk. U kunt de naam van het gastnetwerk wijzigen door een nieuwe naam in te voeren in het veld 'Schakel gastnetwerk in'.
Stel een wachtwoord in voor het gastnetwerk of kies 'Geen' uit het venstermenu 'Beveiliging gastnetwerk'.
Klik op 'Ga door' om de overige instellingen in de configuratie-assistent op te geven en klik vervolgens op 'Werk bij'.
Als u wilt dat gastcomputers met elkaar kunnen communiceren, moet u ervoor zorgen dat op de clientcomputers voorzieningen voor deling zijn ingesteld. Selecteer het draadloze apparaat in AirPort-configuratieprogramma en klik op 'Handmatige configuratie'. Klik op 'AirPort' in de knoppenbalk, klik op 'Gastnetwerk' en schakel vervolgens 'Sta communicatie tussen clients in gastnetwerk toe' in.