AirPort-configuratieprogramma

Profielen gebruiken

Op sommige versies van het AirPort-basisstation en de Time Capsule kunnen maximaal vijf configuraties ofwel profielen worden opgeslagen. Een profiel bevat basisstationinstellingen, zoals namen en wachtwoorden, en informatie over de netwerkconfiguratie, zoals de wijze waarop het basisstation verbinding maakt met internet.

Het gebruik van profielen kan handig zijn als u uw apparaat op meerdere locaties gebruikt. U kunt bijvoorbeeld een profiel aanmaken voor het gebruik van uw basisstation of Time Capsule thuis, waar u verbinding met het internet maakt via PPPoE. U kunt een ander profiel aanmaken voor uw kantoor, waar u verbinding met het internet maakt via DHCP.

Wanneer u een nieuw profiel aanmaakt, wordt een kopie van de huidige instellingen opgeslagen in het huidige profiel. U kunt een nieuw profiel toevoegen, profielinstellingen wijzigen en vervolgens uw apparaat met de nieuwe instellingen bijwerken.

Open AirPort-configuratieprogramma, selecteer het apparaat waarvoor u profielen wilt toevoegen en klik vervolgens op 'Handmatige configuratie'. Voer, indien vereist, het wachtwoord in.

Als u met Mac OS X werkt, vindt u AirPort-configuratieprogramma in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's'. Als u met Windows werkt, kiest u 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort'.

Een profiel aanmaken of wijzigen

  1. Kies 'Beheer profielen' uit het Basisstation-menu.

  2. Voer een van de volgende stappen uit:

    • Klik op een Mac op de knop met het plusteken (+) om de huidige basisstationinstellingen te kopiĆ«ren. Geef de kopie een naam, bijvoorbeeld 'Kantoor', en breng de benodigde wijzigingen aan in de configuratie van uw basisstation, afhankelijk van de manier waarop u het basisstation gebruikt.

    • Als u met Windows werkt, selecteert u een profiel in de lijst en klikt u op 'Dupliceren'. Geef de kopie een naam, bijvoorbeeld 'Kantoor', en klik vervolgens op 'Gereed'. Breng de benodigde wijzigingen aan in de configuratie van uw basisstation, afhankelijk van de manier waarop u het basisstation gebruikt.

  3. Klik op 'Werk bij' om de wijzigingen te bewaren en over te schakelen naar de nieuwe instellingen.

Om te schakelen tussen de profielen die u hebt ingesteld, kiest u het gewenste profiel uit het venstermenu 'Profielen' onder in het venster van AirPort-configuratieprogramma en klikt u 'Werk bij'.


Verwante onderwerpen

profielen