Wanneer een WPA2-bedrijfsnetwerk wordt opgezet, moet een RADIUS-server worden geconfigureerd om de inloggegevens van de netwerkgebruikers te kunnen beheren en controleren. Hieronder vallen gebruikersnamen, wachtwoorden en gebruikerscertificaten. Raadpleeg hiervoor de documentatie die u bij de RADIUS-server hebt ontvangen. Zodra de server is geconfigureerd, gaat u als volgt te werk om een WPA2-bedrijfsnetwerk te configureren.
Open AirPort-configuratieprogramma. Als u met Mac OS X werkt, vindt u AirPort-configuratieprogramma in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's'. Als u met Windows werkt, kiest u 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort'.
Selecteer het apparaat dat u wilt configureren en klik vervolgens op 'Handmatige configuratie'. Voer, indien vereist, het wachtwoord in.
Klik op 'AirPort' in de knoppenbalk en klik vervolgens op 'Draadloos'.
Afhankelijk van het basisstation dat u configureert, en de mogelijkheden van de draadloze clientcomputers die u toegang tot het netwerk wilt geven, kiest u 'WPA/WPA2 - bedrijfsniveau' of 'WPA2 - bedrijfsniveau' uit het venstermenu 'Draadloze beveiliging'.
Klik op 'Configureer RADIUS' en geef het IP-adres, de poort en het gedeelde geheim (of wachtwoord) op van de primaire en secundaire RADIUS-server voor identiteitscontrole.